Tijdens het boodschappen doen overkwam me iets grappigs. Middenin het gangpad stond een ladder, waar ik met mijn karretje me maar net langs kon manoeuvreren, zonder de boel aan te raken. Althans, dat dacht ik. Ik liep achteruit, trok m’n karretje achter me aan en kletste – tuurlijk – tegen die ladder aan. Beng! De ladder verschoof iets, angstvallig keek ik omhoog. Maar gelukkig, geen potten verf of ander onheil daarboven. Pfiew. Een oudere vrouw keek me verschrikt aan en ik begon te lachten, haar geruststellend: “Gelukkig hoefde ik niet ONDER de ladder door!’ Waarop zij bloedserieus antwoordde: “Zou dat echt waar zijn?” “Nee joh, tuurlijk niet!”, lachte ik haar toe.

 

Bijgeloof was in vroeger tijden veel meer gemeen goed dan tegenwoordig. Mensen geloofden in vroeger eeuwen dat van alles hen ongeluk kon brengen: het getal dertien, gebroken spiegels, katten… Daartegenover waren er ook veel dingen die wel geluk brachten: lieveheersbeestjes, hoefijzers en zelfs vogelpoep op je hoofd ???? Tegenwoordig vinden veel mensen het allemaal maar onzin, maar toch. Er is echt nog megaveel van al dat ongeloof bewaard gebleven. Scherven brengen geluk, toch? En loop jij zomaar onder een ladder door? Misschien zelfs op vrijdag de dertiende…? De meesten van ons zullen dan toch maar het zekere voor het onzekere nemen.

Waar of niet, leuk of niet leuk, het supermarkt incident zette me wel aan het denken. Wat als je angstklachten hebt? Vroeger klampte ik me vast aan van alles en nog wat. Bang en onzeker als ik was, konden mensen mij van alles wijsmaken. Vooral ‘wat ik moest doen’. Wat goed voor mij was, en wat vooral niet. Als iemand mij had opgedragen om elke dag met een salto uit bed te springen of een levende sprinkhaan te eten omdat ik daarmee van mijn angst af zou komen, had ik het waarschijnlijk nog gedaan ook. Juist omdat ik bevangen was door angst, en me daardoor afhankelijk van anderen opstelde. En ook omdat ik vaak niet meer helder kon nadenken.

 

Die salto’s en sprinkhanen heeft niemand me gelukkig opgelegd. Maar ik werd wel ‘in de greep gehouden’ door een systeem. Een systeem dat mij had bestempeld als ‘afwijkend’; er was iets mis met mij. Daar moest aan worden gesleuteld. En gelukkig, gelukkig, er waren “professionals” die daarvoor gestudeerd hadden. Waaraan ik dus was overgeleverd, want ik was min of meer willoos. Althans, zo stelde ik me op.

Juist die afhankelijke, ondergeschikte houding blijkt funest te zijn. Jij tegenover de hulpverlener: per definitie een afhankelijkheidsrelatie. Jij bent de niet-weter; de hulpverlener de alles-weter. Dit is een vorm van ‘oud denken’, waar helaas ons hele hulpverleningssysteem nog steeds op gebaseerd is. Veranderingen in dit ‘oude systeem’ gaan maar tergend langzaam. Nog steeds worden jonge mensen in het ‘pamperende’ gedachtengoed opgeleid, en een hele hulpverleningscultuur verandert niet zomaar. En als cliënt word je als vanzelf hierin meegezogen. Ga je geloven wat er over en tegen je gezegd wordt. En doe je, wat jou wordt opgedragen. Zonder dat je het doorhebt, word je klein gehouden. Tuurlijk, ze bedoelen het harstikke goed. Ze hebben het beste met je voor. Maar wel vanuit dat ‘oude denken’. Want zij zijn groot, en jij bent klein.

 

Bewustwording van deze dynamiek is de eerste en misschien wel de belangrijkste stap om hier uit te kunnen stappen. Je kunt je angstproblemen in stand laten houden door dit systeem. Een systeem dat ook nog eens maatschappelijk erkend wordt, het wordt immers betaald door zorgverzekeraars;  jij krijgt je “zorg” vergoed. Tegelijkertijd zijn de meeste mensen niet blijvend geholpen, vaak zelfs helemaal niet. Wat vervolgens natuurlijk aan jou als cliënt ligt… want zij zijn de alles-weter, jij de niet-weter.

 

Wat doe jij?